Executiegeschil

Executiegeschil

Een vonnis van de Nederlandse rechter levert een executoriale titel op. Indien de schuldenaar niet aan de inhoud van het vonnis voldoet, kan de schuldeiser de gerechtsdeurwaarder om tenuitvoerlegging verzoeken. Deze is verplicht is om hieraan zijn medewerking te verlenen (ministerieplicht).

De veroordeelde partij heeft echter ook na een uitspraak van de rechter nog mogelijkheden om de executie tegen te houden. Eén hiervan is het opstarten van een executiegeschil. Dit is geregeld in art. 438 Rv. Als er een bijzonder spoedeisend belang is, bijvoorbeeld om de ontruiming van een woning te voorkomen, dan kan het executiegeschil al binnen enkele dagen in een kort geding worden behandeld. De rol van de rechter bij de beoordeling is hierin echter beperkt. Zo is het niet toegestaan dat de rechter in een executiegeschil inhoudelijke bezwaren tegen een vonnis behandeld. De rechter zal het vonnis in eerste aanleg in beginsel moeten eerbiedigen en de executie alleen mogen schorsen of opheffen als er sprake is misbruik van bevoegdheid. De Hoge Raad heeft in een bekend arrest (Ritzen en Vandeberg/Hoekstra) uiteengezet onder welke omstandigheden er sprake kan zijn van misbruik van bevoegdheid, namelijk indien:

  • het vonnis duidelijk op een juridische of feitelijke fout berust;
  • er na het vonnis zich bepaalde feiten voordoen of aan het licht komen op grond waarvan er voor de veroordeelde partij een noodtoestand ontstaat;
  • er andere feiten of omstandigheden zijn op grond waarvan de schuldeiser in redelijkheid geen gebruik mag maken van zijn recht tot executie van het vonnis.